Het digitale tijdperk brengt met zich mee dat games niet meer alleen op een spelcomputer worden gespeeld, maar ook op smartphones en tablets. Dit betekent dat gamen niet meer tijd- of plaatsgebonden is. Het kan altijd, en overal. De meeste mensen die een spel spelen, kunnen hier ook weer mee stoppen en voelen geen intens verlangen naar het spelen. Maar bij sommige gamers is dit wel het geval: zij zijn gameverslaafd. Hoe ontstaat zo’n verslaving, wat zijn de gevolgen en welke behandelingen zijn er mogelijk Een miljoen mensen in Nederland gamen, en zo’n 20.000 spelers zijn verslaafd. Regina van den Eijnden, jeugdonderzoeker bij de Universiteit Utrecht, concludeert dat een op de tien gamende jongens in de leeftijd van twaalf tot vijftien jaar gameverslaafd is.“Bij meiden van die leeftijd speelt dit veel minder. Nog geen één procent van de gamende meisjes vertoont verslavingskenmerken”, aldus Van den Eijnden. Haar cijfers zijn te lezen in het rapport ‘Preventie van problematisch gamen: The next level’ van het Trimbos Instituut. Een veelvoorkomende oorzaak van verslavingen, en dus ook van een gameverslaving, is het willen vluchten van persoonlijke problemen. Dit kunnen concrete problemen thuis of op het werk zijn, maar ze kunnen ook te maken hebben met een laag zelfbeeld of een depressie. De gamer heeft de mogelijkheid te vluchten naar een virtuele wereld waar niet over echte problemen hoeft te worden nagedacht. Maar ook het simpelweg het vinden van ontspanning en tijdverdrijf in games kan uit de hand lopen en leiden tot een verslaving. Tijdens het gamen maakt het brein drie stofjes aan: adrenaline, endorfine en dopamine. Deze stofjes hebben een verslavende en aantrekkende werking (net als bij het nemen van drugs). Overmatig gamen kan dus lijden tot een gameverslaving waarbij de gamer afhankelijk is van het spelen. Wanneer de gamer stopt met spelen zakt de concentratie van deze stofjes weer naar een normale waarde en de gamer krij gt last van afkickverschijnselen met als gevolg dat hij weer wil gaan gamen om het ‘fijne’ gevoel te kunnen behouden. Verschillende wetenschappers zijn van mening dat er risicogroepen zijn voor het ontwikkelen van een gameverslaving. Volgens jeugdonderzoeker Van der Eijnden zijn dit er twee: jongens met concentratieproblemen (bijvoorbeeld ADHD), en jongens die het moeilijk vinden om goede vriendschappen op te bouwen. “Deze jongens zonder goede vriendschappen raken door hun gameverslaving alleen maar meer sociaal geïsoleerd”, aldus van der Eijnden in een artikel voor de Universiteit Utrecht.
Zo kunnen jongeren met een autistische stoornis ook gevoelig zijn voor het ontwikkelen van een gameverslaving. De gameomgeving geeft hen een gevoel van overzicht en veiligheid, wat in de gewone wereld vaak ontbreekt. Het creëren en onderhouden van virtuele vriendschappen is een stuk minder ingewikkeld en beangstigend voor hen dan het aangaan van persoonlijke contacten in de echte wereld. Jeroen Lemmens schrijft in zijn onderzoek ‘Causes and Consequences of Pathological Haming’ (2010) dat eenzame jongeren met weinig zelfvertrouwen en geringe sociale vaardigheden vatbaarder voor een gameverslaving zijn dan jongens die hierover wel beschikken.
Tussen 2011 en 2013 is het aantal aanmeldingen van gameverslaafden bij klinieken met 66 procent gestegen. Dat blijkt uit de cijfers die de NOS opvroeg bij acht verslavingsklinieken met een jeugdafdeling. Daarnaast constateerden zij dat de gameverslaafden steeds ernstiger verslaafd zijn en daarnaast steeds jonger binnenkomen. Sommige verslaafde gamers zijn pas tien jaar oud. Voorheen waren dit meestal jongeren van vijftien jaar of ouder. Directeur Jan Poot van Yes We Can Clinics meldt het volgende aan de NOS: "Het aantal uren dat ze gamen, neemt toe, soms wel achttien uur per etmaal. Meerdere jongens gaan niet meer naar school, gebruiken veel drugs en verwaarlozen zichzelf volledig." Dit laatste is vaker het geval bij oudere kinderen vanaf zo’n twaaf jaar, dan bij jongere kinderen. Tot 2013 is het aantal gameverslaafden dat zich meldt voor een behandeling hard gestegen. Daarna blijft het aantal ieder jaar schommelen rond de 500. Veel verslaafden melden zich in eerste instantie met een (hard)drugsverslaving waarna blijkt dat zij ook verslaafd zijn aan gamen. Dit heeft tot gevolg dat het aantal gameverslaafden moeilijk vast te stellen is. Uit onderzoek van het Trimbos Instituut blijkt dat de frequentie van het gamen na de basisschool afneemt. 58% van de 16-jarigen gamet, en 20% gamet iedere dag. Het aantal gamers is in de loop der jaren afgenomen, maar de hoeveelheid tijd die ze besteden aan het gamen is gestegen. Daarnaast blijkt dat zes procent van de jongens in het voortgezet onderwijs voldoet aan de criteria voor risicovol gamen, wat onder andere inhoudt dat zij iedere dag te lang gamen. Opvallend is dat het risicovol gamen daalt wanneer het schoolniveau stijgt: risicovol gamen komt meer voor bij scholieren van het vmbo, en het minst bij scholieren van havo en vwo.
![](https://static.wixstatic.com/media/bb8d60_3bab8bc705654f059843058229aee6cb~mv2.jpg/v1/fill/w_275,h_183,al_c,q_80,enc_auto/bb8d60_3bab8bc705654f059843058229aee6cb~mv2.jpg)